Selecteer een pagina

Ik weet nog heel goed dat we thuiskwamen uit het Máxima, ergens aan het begin van die laatste fase. Ik had je broertje op de vloer gezet en droeg daarna jou in mijn armen naar de woonkamer. “Mamma, Jester moet mij pakken”, hoorde ik achter me. “Dat kan Lester niet liefje,” zei ik, “Lester heeft pijn.” “Maar Jester moet mij pakken!”, klonk het huilend. “Dat lukt echt niet liefje, Lester is heel ziek.” Met tranen in mijn ogen ging ik met jou op de bank zitten, beseffend dat je broertje nooit meer zijn favoriete spelletje met jou zou kunnen spelen.

Zonder dat jullie dat wisten, was dit het begin van jullie afscheid. Pak-me-dan-als-je-kan was er al niet meer bij. Ook met de auto’s door het huis achter elkaar aan racen ging niet meer. Jij had pijnstillers waarmee je nagenoeg geen pijn had als je je rustig hield. Maar lopen ging bijna niet meer, laat staan stoeien met je broertje.

Langzaam maar zeker deden jullie samen steeds minder. Wij gingen nog wel eropuit af en toe, waarbij jullie dan zoals vanouds gezellig samen in de fietskar zaten. En op jouw bed beneden of op de matten op de grond met de picnic spelen lukte ook nog wel. Maar naarmate jij meer last kreeg van de pijn en je energieniveau afnam, dulde je steeds minder mensen in je buurt. Vooral kinderen mochten niet dichtbij komen. Bang dat iemand je pijn zou doen en boos omdat je niet alles meer kon. 

In de laatste week waren jullie alleen nog samen met pappa of mamma erbij. Dan zat een van ons met je broertje op schoot bij jou op bed. ’s Avonds hielpen wij jullie bij de welterustenknuffel. De laatste dagen sliep je bijna alleen maar en legden we je broertje af en toe naast je neer, zodat hij je nabijheid nog even kon ervaren. Op de ochtend van je overlijden, toen je al helemaal in je coconnetje was, legden we jullie lepeltje-lepeltje zodat je afscheid kon nemen. Een paar uur later verliet je onze wereld, in mijn armen, precies op het moment dat je broertje weer binnenkwam van buiten spelen.

Die avond zaten wij met ons drietjes op de bank en hadden we vrienden op bezoek. Pappa deed een beetje gek met je broertje en ineens richtte hij zich op en zei: “Doe ’s normaal, pappa!” Verschrikt keken wij elkaar aan, want dat zei hij nooit, dat zei jij altijd. Een paar dagen later zat je broertje bij mij op schoot toen hij mij opeens aankeek en zei: “Mamma, je bent de beste.” Alweer iets wat hij nooit eerder gezegd had, maar wat jij vaak tegen me zei. 

Een week of vijf daarna was ik met je broertje alleen thuis. Hij was aan het spelen en kroop ineens naar de kast waar de speelmatten in staan. “Mamma, ik wil díe”, zei hij, wijzend op de yogamat waar jullie veel op speelden toen je broertje nog een baby was, maar waar jullie al lange tijd niet naar hadden omgekeken. Ik legde de mat op de grond en voor ik er erg in had, lag je broertje erop te slapen. Anderhalf uur later werd hij wakker en ging ik met hem op de bank zitten. “Dag Jester!”, zei je broertje. “Gaat Lester weg?”, vroeg ik. “Ja mamma”, en weer zei hij: “Dag Jester!” De rest van die dag was hij niet zijn vrolijke zelf, maar was hij verdrietig en hangerig. Alsof je toen echt afscheid van je broertje hebt genomen.

2 Reacties

  1. ❤️

    Antwoord
  2. Nelson heeft het echt op zijn manier gegaan, in contact met Lester. Ontroerend! En je schrijft het zo mooi.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *