Het is er werkelijk prachtig. Mooi groen, hoge bomen, een oude kapel, veel karakter. Een jaar geleden vandaag maakten pappa en mamma er een wandeling. Ik kende de plek nog van een wandeling die ik er een jaar of veertien eerder had gemaakt. Met jou zijn we er vaak langsgekomen, maar jij bent er nooit echt geweest. En nu was je er ook niet bij, niet in levenden lijve althans.
Een dag eerder had jij ons aangekeken, onze handen vastgepakt en toen onze wereld verlaten. En nu lag je thuis, vredig op het bed in de woonkamer, in een van je favoriete outfits, met je knuffels om je heen en je Cars-auto’s naast je op het tafeltje. Gebalsemd, zodat je niet zo heel koud zou zijn en er geen koelapparaat in de woonkamer hoefde te staan. Zo konden we gewoon nog naast je op bed gaan zitten, je hand vastpakken, je wang strelen, naar je kijken. Maar zo kon het helaas niet blijven.
De uitvaartbegeleider had ons vooraf uitgelegd dat we zelf een plek konden kiezen, een plek voor jou, een plek voor ons, jouw allerlaatste plekje. Ze vertelde dat de begraafplaatsbeheerder ons zou ontvangen en ons zou rondleiden. En ze drukte ons op het hart dat we net zo lang mochten rondwandelen, kijken, nadenken, in ons opnemen als we wilden om een fijne plek te vinden.
Het was verreweg de meest bizarre wandeling die we ooit hebben gemaakt. Op deze prachtige plek liepen wij achter twee lieve dames aan die ons met liefde en geduld over de verschillende paden leidden. “Hier zijn de kindergraven”, vertelde de beheerder, “aan het begin van de begraafplaats, vlakbij ons kantoor, zodat ouders niet de hele begraafplaats over hoeven te lopen”. Minigrafjes voor baby’tjes, lieve grafjes voor meisjes, stoere grafjes voor jongens, veel knuffels en allerlei speelgoed. Maar wij vonden het geen plek voor jou, jij was voor ons al zoveel meer geweest dan een kind, ook al was je maar zes jaar geworden.
De wandeling ging door via de hoofdlaan, een prachtige dubbele laan met graven in het midden en graven aan weerskanten, hoge bomen, grind onder je voeten, graven van meer dan honderd jaar oud, oorlogsgraven. Een laan met veel historie. De beheerder wilde ons nu het nieuwe gedeelte laten zien, waar nieuwe graven worden uitgegeven. “Sommige mensen vinden het vervelend om begraven te worden op een plek waar eerder iemand anders lag”, legde ze uit. Maar wij vonden het nogal kaal, ook al waren er groene hagen. Er waren wel wat graven, maar verder vooral kale zandgrond en gras, en weinig historie.
We liepen verder. “Wat voor plek zou Lester fijn vinden?” vroeg de beheerder? “In de zon, in de schaduw, in een smalle laan of op een open gedeelte?” We keken elkaar aan, zo hadden wij er nog niet over nagedacht. “Als je bijvoorbeeld voor een plekje hier zou kiezen, kijken jullie naar deze haag en kijkt Lester naar die hoge bomen.” “Kijkt Lester naar die hoge bomen?” herhaalde ik. “Ach ja”, zei ze “dat is het gekke van ons bestaan, iedereen die hier ligt is voor ons toch iemand. Ze liggen hier en ze kijken en luisteren.” Wij vonden het wat vreemd, maar ook wel een lieve gedachte.
“Het is fijn als jullie een plek vinden die voor jullie goed voelt”, zei de uitvaartbegeleider “want jullie zullen er waarschijnlijk vaak komen.” Na even denken zei ik: “Het moet niet in de volle zon zijn, want daar hield Lester niet van. Wel zonnig, maar met schaduw van wat bomen.” We wandelden over smalle, dichte laantjes en langs brede, lange lanen. Tussen de grafstenen waren her en der lege plekken van teruggegeven graven. En er stonden bordjes bij sommige graven met het verzoek aan nabestaanden om contact op te nemen. De beheerder liep tellend en zoekend in haar papieren boekwerk voor ons uit en zodra ze ergens stil stond zei ze: “Deze plek komt ook vrij, en deze, en die”.
En zo belandden we op een plek schuin achter de kapel aan de oostzijde van de begraafplaats, niet ver van het fietspad met aan de overkant een grote natuurspeeltuin. Een speeltuin waar Lester een paar keer is geweest. Het voelde als een soort pleintje, omringd door groen en hoge bomen, maar niet opgesloten. Hier en daar een een boompje dat voor wat schaduw zorgde op sommige graven. Onder zo’n boompje, aan de rand van dat pleintje, kwamen twee graven naast elkaar vrij. We bleven wat langer hangen en hoorden kinderen plezier maken. “Dit is een mooie plek”, zei de beheerder, “een beetje zon, een beetje schaduw, en hier kan Lester kinderen horen spelen en de treinen voorbij horen rijden.”
Vandaag, een jaar later, bedacht ik me dat jij altijd op zoek was naar plekjes. Dat was onderdeel van je spel. Toen je kleiner was, kroop je graag in je circustent. Later bouwde je een hut met kussens en dekentjes. Van een speelmat maakte je een eiland. Een theedoek werd een picknickkleedje. En altijd zei je, als je tevreden was met je plekje: “Kom maar, dit is een veilige plek”. Het duurt hopelijk nog lang, maar op een dag komen we bij je, op jouw veilige plek.
💚
Wat een mooi veilig plekje. ❤️
Zeker een veilige plek